Juf Lydia
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Zomer

Hoge duinen

Stappen naar beneden

Ik ren naar zee

Zwemmen

 

Een elfje is een gedicht dat bestaat uit elf woorden. Deze elf woorden staan op vijf regels.

 

Opdracht:

Schrijf een elfje. Je mag zelf bedenken waar het over gaat.

  • Bedenk een onderwerp waarover je een elfje wilt schrijven.
  • Schrijf alles op waar je aan denkt bij dit onderwerp. Gebruik steekwoorden.
  • Begin met regel 1. Voor deze regel kies je één woord: een kleur of eigenschap (lief, hard, zacht, enzovoort).
  • Schrijf regel 2. Beschrijf in twee woorden over wat of wie het elfje gaat.
  • Schrijf regel 3. Deze regel bestaat uit drie woorden. Schrijf minstens één werkwoord op deze regel.
  • Schrijf regel 4: Begin deze regel met 'ik'. Schrijf in deze regel over jezelf in verband met het voorwerp of de persoon.
  • Schrijf regel 5. Sluit af met één krachtig woord dat alle vorige regels 'samenvat'.
  • Lees je elfje een paar keer over. Heb je de beste woorden gebruikt of weet je mooiere, betere woorden? Verbeter je elfje tot je helemaal tevreden bent.
    Typ het over en print het uit.
  • Maak kleine tekeningetjes om je elfje die te maken hebben met het onderwerp van en de woorden in je elfje.

 

Dikke huisjesslak

ook jij beklimt de Fuji

- maar langzaam, langzaam

Issa (1763-1828)

 

Een haiku is een, van oorsprong Japans, natuurgedicht. Een haiku bestaat uit 17 lettergrepen die verdeeld zijn over drie dichtregels:

Regel 1: vijf lettergrepen

Regel 2: zeven lettergrepen

Regel 3: vijf lettergrepen

Een haiku gaat over de natuur (het is immers een natuurgedicht). Het gaat over iets dat je ziet en/of over het gevoel dat je daarbij krijgt.

 

Opdracht:

Schrijf een haiku over jouw lievelingsdier.

  • Bedenk eerst over welk dier jouw haiku moet gaan.
  • Maak een woordspin over dit dier. Beschrijf bewegingen, gedrag, uiterlijk, geur, enzovoort. Gebruik steekwoorden.
  • Zet op een kladblaadje, in drie regels, streepjes waar je de lettergrepen op kunt schrijven.
  • Begin met regel 1. Hierin noem je het dier. Doe dit in vijf letttergrepen.
  • Schrijf regel 2 in zeven lettergrepen en regel 3 in vijf lettergrepen. Omschrijf iets wat je kunt zien aan/van jouw dier of wat jij voelt. Gebruik de woorden uit je woordspin.
  • Lees je haiku een paar keer hardop door. Heb je precies genoeg lettergrepen? Klinkt het mooi? Vertelt het wat je wilt vertellen? Als je helemaal tevreden bent, typ je het over.
  • Zoek of maak een mooie foto van je dier en plaats deze achter je gedicht.

 

 

Vlinder

Een vlinder fladdert

vrolijk naar de mooiste bloem

en vliegt weer verder

(Advertentie)

Geen haiku (Ilja Leonard Pfeijffer, 1968)

Er was eens een eendje in Duckstad,

dat wilde echt nooit in een ligbad.

Zijn neefjes gedrieën

knepen flink in zijn knieën

en raad eens hoe snel hij in bad zat!

 

Een limerick bestaat uit vijf regels.

Het rijmschema van een limerick is AABBA.

In de eerste regel gaat het meestal over een mens of dier en een plaatsnaam.

De laatste regel is een echte uitsmijter, met een mooie dosis humor.

 

Opdracht

  1. Bedenk een onderwerp
    Een limerick beschrijft vaak een grappige situatie in een bepaalde plaats.
  2. Schrijf de plaatsnaam op.
    Bedenk woorden die rijmen op deze plaatsnaam.
  3. Beschrijf de grappige gebeurtenis of situatie die je hebt bedacht.
    Doe dit in steekwoorden.
  4. Schrijf nu de eerste regel van je limerick, eindig met je plaatsnaam.
    De eerste regel heeft 8 of 9 klankgroepen.
  5. Schrijf de tweede regel.
    De tweede regel rijmt op de eerste regel en heeft hetzelfde aantal klankgroepen.
  6. Schrijf de derde regel.
    Dit is een losse, korte zin met 5 of 6 klankgroepen. De zin gaat over een grappige gebeurtenis of situatie.
    Deze regel mag ook 7 klankgroepen bevatten, maar dan moet de tweede klankgroep '-en' zijn.
  7. Schrijf de vierde regel.
    Deze heeft ook 5 of 6 klankgroepen en rijmt op regel 3.
  8. Schrijf de vijfde regel.
    De vijfde regel heeft net zoveel klankgroepen als regel 1 en 2. Hij rijmt ook op regel 1.
    Zorg dat deze regel een verrassend einde heeft.
  9. Lees je limerick hardop door om te controleren of het metrum klopt. Verbeter wat nog niet goed genoeg is.

(Advertentie)

In de boxen hieronder zie je voorbeelden van vormgedichten.

 

Bij een vormgedicht is de vorm van het gedicht net zo belangrijk als de inhoud.

 

Opdracht:

Schrijf een vormgedicht.

  • Bedenk waar jouw gedicht over moet gaan.
  • Teken de vorm heel dun met potlood.
    Maak het niet te moeilijk; kies voor een eenvoudige vorm. Dat is het mooist.
  • Bedenk woorden die te maken hebben met jouw onderwerp, maak een woordspin met deze woorden.
  • Kies de mooiste en de beste woorden uit. Schrijf deze met pen of stift op de potloodlijnen die je hebt getekend.
  • Als je klaar bent, gum je de potloodlijnen uit. Klaar is je vormgedicht!
  • Niet helemaal tevreden? Begin dan gewoon overnieuw en verbeter je werk, net zolang tot je wel tevreden bent.

Il pleut (Guillaume Apolliniaire, 1880-1918)
Il pleut = Het regent

 

Drup

drup, drip,

drupperdedrip.

Het houdt niet op:

regen, regen.

Drup, drip.

 

Zie je de vorm van dit gedicht? Het gedicht is geschreven in de vorm van een regendruppel!

(Advertentie)

Zeppelin (Paul van Ostaijen, 1896-1928)

Giraffe (Jan de Bas, 1964)

Een visueel gedicht is meestal een nonsensgedicht. In het gedicht worden klanken op papier gezet door woorden en tekens op een bepaalde manier in een bepaalde grootte en in een bepaalde volgorde achter/onder elkaar te zetten. De vorm van het gedicht geeft betekenis aan het gedicht.

 

In de boxen hieronder zie je voorbeelden van visuele gedichten.

 

Opdracht:

Maak een visueel gedicht

  • Bedenk waarover jouw visuele gedicht moet gaan.
  • Associeer welke geluiden, kleuren en vormen bij de gebeurtenis of het gevoel horen. Schrijf deze op een kladblaadje.
  • Pak een nieuw kladblaadje en 'schets' je woorden en tekens. Doe dit een aantal keer op verschillende manieren.
    Je mag met allerlei materialen werken: potlood, pen, stiften, stempels, knipsels, enzovoort.
    Gebruik je creativiteit!
  • Ga hiermee door tot je tevreden bent over het resultaat.
  • Pak een A4-tje. Werk je visuele gedicht hierop netjes uit.

Rivier/Zandbank (Seiichi Niikuni, 1925-1977)

Als je op de afbeelding klikt, kom je op een website met meer informatie over dit gedicht.

Eb en vloed (Robert Joseph, 1943-2003)

Boem paukeslag (Paul van Ostaijen, 1896-1928)

Trein (Anthony Kok, 1882-1969)

(Advertentie)
(Advertentie)

Een gedicht hoeft niet te rijmen, maar het mag natuurlijk wel.

Als je het wel wilt laten rijmen, kun je gebruikmaken van een rijmschema. Een rijmschema is de volgorde van de rijmwoorden (eigenlijk: de rijmende zinnen).

Om rijmschema's makkelijk te kunnen noteren, gebruiken we letters. De eerste eindklank krijgt de letter a, de tweede de letter b, de derde de letter c. En zo verder, tot je alle eindklanken in het gedicht hebt gehad. Gelijke eindklanken krijgen dezelfde letter.

 

Ik ga voor geen geld

naar een voetbalveld!

Dit minigedichtje heeft rijmschema a a

 

Weet je wat ik nooit zou doen?

Ik ga voor geen geld,

nee, zelfs niet voor een miljoen

naar een voetbalveld.

Dit gedichtje heeft rijmschema a b a b

 

Rijmschema's hebben namen. Die hoef je natuurlijk helemaal niet te onthouden, maar het is wel leuk om te weten, omdat ze zelf haast als een gedicht klinken:

a a   gepaard rijm

a b c b   gebroken rijm

a b a b   gekruist rijm

a b b a   omarmend rijm

a b c a b c   verspringend rijm

a a a   slagrijm

In een gedicht is het belangrijk hoe woorden klinken. Beginrijm zorgt voor interessante klanken in een gedicht. Het moeilijke woord voor beginrijm is 'alliteratie'.

Het modderige monster

kroop mopperend naar

het mooie kasteel van

de mollige koning.

Bij binnenrijm staan de rijmwoorden niet alleen aan het eind van een regel, maar verspreid door de hele zin.

 

Voorbeelden:

 

Groot, rood, boot.

Een grote rode boot.

Een plakseltje van woorden gaat varen in de sloot.


Als de woorden binnen zinnen rijmen,

Noem je dat het binnenrijm.

Rijmen dichters buiten zinnen binnen zinnen?

Heet dat ook weer binnenrijm.

Rijmen dichters buiten binnen zinnen?

Heb je alweer binnenrijm.

Pas als dichters buiten zinnen buiten zinnen rijmen

Of als dichters buiten zinnen rijmen,

Noem je dat geen binnenrijm.