Juf Lydia
 
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)
Wybo leert jullie hoe je op een "brein vriendelijke" manier moet leren.
Bereid je voor op de brugklas. Volg de cursus actief leren voor groep 8.
(Advertentie)
Klinkt goed hè, SPEEDLEARNING?!
Wie slim leert, leert snel en goed (en leuk).
Hoe?
Kijk in de boxen op deze pagina om de manieren te vinden die het beste bij jou passen!
(Advertentie)
Deze website helpt je bij het leren. Hoe kun je handig tafels of vreemde woordjes leren of een werkstuk maken? En welke manier van leren past het beste bij jou?
Kortetermijngeheugen of langetermijngeheugen?

Als je nieuwe dingen leert, is het belangrijk dat je ze niet alleen voor korte tijd onthoudt, maar ook voor de langere tijd.

Alles wat je onthoudt, zit eerst in je werkgeheugen. Het werkgeheugen houdt informatie ongeveer 30 tot 60 seconden vast. De informatie kan worden opgeslagen in je kortetermijngeheugen of in je langetermijngeheugen. Wat in je kortetermijngeheugen terecht komt, onthoud je meestal maximaal 72 uur. Je wilt dus dat leerstof in je langetermijngeheugen terecht komt.

 

Hoe doe je dat? Stel jezelf de volgende vragen:

 

Ik moet iets nieuws leren. Weet ik er al iets van af?

Als je al iets weet, kan je de nieuwe stof daarbij aanhaken. Je maakt dus een verbinding met de kennis die je al hebt. Maak zoveel mogelijk verbindingen en leg ze op zoveel mogelijk manieren (met beelden en woorden) vast.

 

Wat is het doel van de nieuwe leerstof?

Je moet altijd weten waarom je iets moet leren! Wat is het nut? Wat is het doel? Als dit niet duidelijk voor je is, vraag het dan. Bedenk ook hoe de leerstof kan worden teruggevraagd op de toets.

 

Wat voel je bij deze nieuwe leerstof?

Probeer vervelende gedachten uit te schakelen; zij maken het voor je hersenen moeilijker om de leerstof op te slaan. Zorg voor een prettige leeromgeving en positieve gedachten. Laat je niet teveel afleiden.

 

Hoe pak je het leren aan?

Gebruik een manier van leren die jij prettig vindt. Zo onthoud je de nieuwe informatie het makkelijkst. Kijk op www.lereniseenmakkie.nl voor verschillende manieren van leren.

 

Overhoor jezelf regelmatig. Doe dit steeds vóórdat je gaat leren!

Weet je nog dat informatie 72 uur in je kortetermijngeheugen bewaard kan blijven? Dat zijn 3 dagen. Overhoor jezelf dus ook na minstens 3 dagen niet-leren.

Werk altijd geconcentreerd en met aandacht.
Slaap, voeding, beweging, geluid en je zithouding hebben invloed op je concentratie!

Heb jij voor een toets voldoende vertrouwen? Denk je een voldoende te halen? Weet je welke vragen je kan verwachten? Of juist niet? ben je bang voor een slecht cijfer?

Als je niet goed bent voorbereid, heb je grote kans op faalangst. Dat maakt het leren nog lastiger.

 

"Ik kan het toch niet."

"Het lukt me nooit."

"Ik ben hier altijd slecht in."

Herken je dit soort gedachten? Dat zijn gedachten die je niet helpen. Probeer je aandacht bij je leerwerk te houden en niet bij jezelf. Het is best lastig om een vervelend gevoel bij jezelf weg te nemen. Negatieve uitspraken en gedachten helpen je niet om dit te veranderen. Het maakt het juist nog lastiger!

Maar je kunt je gedachten wél beïnvloeden. Proberen een niet-helpende gedachte eens te veranderen in een helpende gedachte. Bijvoorbeeld: "Ik ben benieuwd of ik een beter cijfer haal dan de vorige keer", of "Ik ga er voor zorgen dat het me nu wel lukt."

Je zult merken dat zo'n helpende gedachte je (positieve) gevoel sterker maakt en je meer zelfvertrouwen geeft. Daardoor word je minder zenuwachtig.

 

Verlang ook niet té veel van jezelf. Je hoeft de toets echt niet perfect te maken! Het is niet erg om één ding niet te weten. Blijf niet te lang hangen bij een vraag die je niet weet. Ga dan alvast verder met de volgende vraag. De informatie die je nodig had voor die lastige vraag komt misschien later wel weer boven.

 

Negatieve gedachten helpen je niet. Vorm negatieve gedachten dus om tot positieve gedachten.

Hoe kan je dat doen?

Schrijf al je negatieve gedachten op, zet er een dikke streep door en schuif het papier opzij. Of verscheur het papier in snippers!

Je kunt ook werken met een persoonlijke slogan. Dat is een zin die je steeds tegen jezelf zegt. Zinnetjes als "Ik heb me goed voorbereid", of "Let op de vraag", of "Neem rustig de tijd die je nodig hebt om na te denken". Neem de slogan steeds opnieuw in gedachten.

Neem een voorwerpje waar je rustig van wordt (een totem) bij je als je leert en neem dit ook mee naar de toets. Je kunt er naar kijken om jezelf gerust te stellen, of om ervaringen op te halen waarbij je jezelf superfijn voelde.

(Advertentie)
(Advertentie)
Er zijn 4 manieren van leren:
Reproductie: uit je hoofd leren.
Toepassing: toepassen wat je hebt geleerd.
Toepassing: in een nieuwe situatie.
Inzicht: zelf verbanden leggen en oplossingen bedenken.

Als je woordjes, begrippen of formules alleen maar uit het hoofd leert, zal je ze waarschijnlijk weer snel gaan vergeten. Het gaat er dus om dat je de leerstof langer onthoudt. Je moet dus gebruik gaan maken van je langetermijngeheugen. Maar hoe doe je dat? Dat kan op verschillende manieren.
Als je iets nieuws moet leren, is het bijvoorbeeld handig om ezelsbruggetjes, rijm of muziek te gebruiken.
Of je gaat visualiseren. Dat is in je hoofd plaatjes bedenken van de leerstof.
Wat je ook kan doen, is een grappige of gekke fantasie bedenken bij de leerstof.
Je zult merken dat je de leerstof zo makkelijker onthoudt. Het helpt als je zoveel mogelijk zintuigen gebruikt bij het leren. Zo sla je de leerstof namelijk op verschillende plekken in je hersenen op.

In de taxonomie van Bloom is dit het niveau van 'onthouden'.

Overhoren / Woordkaartjes
Schrijf een woord of begrip op de voorkant van een kaartje. De betekenis, uitleg of formule schrijf je op de achterkant. Gebruik voor elk woord een nieuw kaartje.
Pak nu een kaartje, lees het woord en schrijf de betekenis/uitleg/formule op, of zeg deze hardop. Controleer nu of je antwoord klopt met wat er op de achterkant staat. Dan ga je verder met het volgende kaartje.
De kaartjes met de moeilijke woordjes/begrippen leg je apart; die oefen je in de volgende ronde extra. Herhaal dit een aantal keer.

Wissen
Zet alle leerstof en alle gebeurtenissen in een tijdbalk, schema of tabel. Maak een kopie. Wis nu alle informatie die je er zelf in hebt gezet.
Probeer dan het lege overzicht weer uit je hoofd in te vullen.
Deze manier van leren kun je gebruiken bij het leren van bijvoorbeeld geschiedenis of woordjes in zinsverband.

Bundeltjes maken
Deze strategie is handig als je woorden of begrippen moet leren. Voeg losse woorden samen tot een groter geheel. Het grote geheel ga je onthouden. Bijvoorbeeld: rupsen, sprinkhanen, kevers en bijen. Dit zijn vier losse woorden die je kunt samenvoegen tot één bundel: insecten.
Als je getallen (bijvoorbeeld een telefoonnummer) wilt onthouden, kun je groepjes maken van de cijfers. Het nummer 06-127128129 leer je als drie bundeltjes van 127 en 128 en 129 in plaats van negen losse cijfers.

Geheugensteun
Grappige of gekke ezelsbruggetjes helpen goed om iets beter te onthouden. En je verzint ze zelf!
Denk aan de eerste letters van de woorden, aan woorden die rijmen, aan kleuren, aan grappige detais, enzovoort. Als het maar voor jou werkt!
Je voegt met ezelsbruggetjes extra informatie toe aan je leerstof. Nieuwe kennis sla je zo eerder op in je langetermijngeheugen. En je haalt de informatie sneller terug!
Voorbeeld: Hoe onthoud je de planeten op volgorde van hun afstand tot de zon? Maak een rare zin met de eerste letters. Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus... Je maakt dan het zinnetje: Maak Van Acht Meter Japanse Stof Uw Nachtjapon.
Die rare zin onthoud je een stuk makkelijker.

Visualiseren
Maak beelden in je hoofd; probeer je in gedachten voor te stellen hoe iets er uit ziet. Hoe opvallender het plaatje, hoe beter je het zult onthouden.
Probeer al je zintuigen in te zetten bij deze strategie: hoe zou het er uit zin, hoe zou het aanvoelen, hoe zou het ruiken, hoe zou het smaken, hoe zou het klinken?
Bijvoorbeeld: maak in gedachten een film van alle gebeurtenissen in de tijdbalk die je moet leren.

Gehoor
Zet iets dat je moet leren om in iets dat je kunt horen. Zet ze bijvoorbeeld op een melodie, zodat je de leerstof kunt zingen. Of maak een rap van de leerstof.

Kleurmethode
Kleuren kunnen je heel goed helpen om iets beter te onthouden. Zo kun je bij Spaans kleuren gebruiken om de mannelijke en de vrouwelijke woorden te herkennen. Of je geeft alle werkwoordsvormen een eigen kleur.

Logica
Om leerstof letterlijk te onthouden, kan het helpen om te zoeken naar structuur en regelmaat. Kun je iets van een regel of een vaste volgorde ontdekken in je leerstof?
Bijvoorbeeld de Spaanse werkwoorden: de ikvorm eindigt op een o, de jijvorm op een s, de hijvorm is de stam van het werkwoord, de wijvorm eindigt op mos, de jullievorm op is en de zijvorm op een n.

Leerstrategieën op Toepassingsniveau 1

Op dit niveau van leren maken je hersenen verbindingen, zodat je de geleerde informatie kunt toepassen.

Je kunt dit niveau bijvoorbeeld gebruiken om werkwoorden te leren of om informatie uit teksten te leren.

In de taxonomie van Bloom zijn dit de niveaus 'begrijpen' en 'toepassen'.

Let op: Als je de geleerde teksten zo goed wilt leren dat je er conclusies uit kunt trekken en er een mening over kunt vormen, moet je leren op inzichtsniveau!

 

Vaktaal en abstracte taal

Vaktaal: Woorden die horen bij een vak. Zoek de betekenis op en zoek er een afbeelding bij.

Abstracte taal: Woorden waar je geen plaatjes bij kunt vinden. Zoek de betekenis op en zoek er zoveel mogelijk voorbeelden bij.


Woordweb / Mindmap

Kies een woord waar de je betekenis niet van begrijpt (bijv. vaktaal of abstracte taal). Schrijf het midden op een vel papier. Bedenk welke andere woorden erbij horen en zet deze er omheen. Teken er plaatjes bij.

Of:

Schrijf het onderwerp van de tekst die je wilt leren midden op een vel papier. Zoek in de tekst naar de sleutelwoorden, de woorden die aangeven waar de tekst over gaat. Maak van ieder woord een tak; iedere tak krijgt een eigen kleur. Schrijf en teken puntsgewijs alle belangrijke informatie aan de takken.

Verbind de woorden/afbeeldingen die bij elkaar horen (ook als ze aan verschillende takken zitten, juist dan!).

 

Kapstok

Deze strategie lijkt een beetje op het maken van een mindmap. Alleen zet je de woorden nu in verschillende niveaus onder elkaar, waardoor je een bepaalde rangorde aanbrengt.

Als je begrippen moet leren, is het handig om een kapstok te maken. Je verdeelt de begrippen in groepjes woorden die bij elkaar horen. Dat geeft overzicht! En daardoor onthoud je beter en sneller!

Schrijf bovenaan de naam van de groep waar de begrippen bij horen. Hang alle begrippen daaronder. Onder ieder begrip kun je informatie over dat begrip schrijven of tekenen. Zie je de kapstok al?


Rangorde

Zet de leerstof in een rangorde, breng een volgorde aan. Bijvoorbeeld een volgorde van belangrijkheid, in de tijd, van warm naar koud, van dichtbij naar ver, van klein naar groot, enz. Het maken van zo'n rangorde helpt je om begrippen beter te onthouden, omdat je ze met elkaar verbindt.


Robot

Kijk als een robot: Zoek een vaste volgorde of stappenplan in de tekst/opdracht. Noteer deze. Als je volgordes en stappenplannen kunt ontdekken, zul je opdrachten beter kunnen uitvoeren en lesstof beter kunnen leren. 

Bijvoorbeeld: Werkwoorden in een vreemde taal leren. Voor het gebruik van werkwoorden zijn regels (grammatica). Als je deze regels leert, hoef je niet elke vorm van alle werkwoorden apart te leren. Speedlearning dus!?

 

3-2-1

Met deze strategie kijk je terug op wat je hebt geleerd. Het zorgt ervoor dat je leerstof beter onthoudt en beter kunt toepassen:

3 Haal 3 onderdelen van de leerstof in je gedachten terug.

2 Schrijf 2 nieuwe inzichten of ideeën op, waar je door het leren zelf op gekomen bent.

1 Schrijf 1 vraag op die je na het leren nog steeds hebt.


Controller

Kijk naar de opdrachten die je hebt gemaakt. Welke gingen goed? Waar heb je veel fouten gemaakt? Wat voor fouten waren dat? Ga aan de slag met de opdrachten die je nog moeilijk vindt; de opdrachten die meteen goed gingen, hoef je niet meer te oefenen.


Signaalwoorden

Signaalwoorden zijn woorden waaraan jij in een tekst kan zien wat er komen gaat. Ze maken een tekst duidelijk en overzichtelijk. Ze laten zien welke zinnen bij elkaar hoeren en geven zo verbanden aan in een tekst. Let op signaalwoorden om de opbouw in een tekst te ontdekken.

Voorbeelden van signaalwoorden:

Opsomming: en, ook, eveneens, daarnaast, verder, vervolgens, daarbij.

Gelijkwaardigheid: evenals, tegelijk, even belangrijk, net als, zoals.

Alternatieven: of, ofwel, noch, anders dan, enerzijds, anderzijds.

Herhaling: opnieuw, terug, met andere woorden.

Tegenstelling/Verandering: maar, ondanks, althans, in plaats van, ongeacht, integendeel, omgekeerd, hoewel.

Oorzaak en gevolg: vervolgens, omdat, volgens, om die reden, zo, dus, daardoor, daarna.

Voorwaarde: op voorwaarde dat, als, mits, indien, tenzij.

Nadruk: bovenal, belangrijk, inderdaad, sterker nog.

Volgorde: allereerst, tenslotte, vervolgens, daarna, tot slot, als laatste, vorig, volgend, voordat, nadat.

Aanname: stel dat, als we uitgaan van, veronderstellend dat, aangenomen dat.

Samenvatting/Conclusie: omwille daarvan, in het kort, kortom, samenvattend.

Leerstrategieën op Toepassingsniveau 2

Op dit niveua kies je zelf een methode om een probleem op te lossen in een nieuwe situatie of combineer je verschillende methodes. Je activeert al je kennis. Op dit niveau ben je vooral bezig met abstract denken en zelf ideeën vormen. Vooral de hogere denkvaardigheden worden dus aangesproken.

Hoe? Door bijvoorbeeld samen te werken en dingen aan iemand anders uit te leggen. Hierdoor zul je de leerstof zelf ook gemakkelijker onthouden.

In de taxonomie van Bloom is dit het niveau 'analyseren'.

 

Kraken

Probeer de betekenis van een woord te raden. Nou ja, raden... Doe het op een handige manier, beredeneerd dus. 'Kraken' helpt je er snel achter te komen wat een woord betekent. En doordat je hersenen heel actief moeten zijn, onthoud je het supergoed!

1 Wat voor soort woord is het: zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord?

2 Probeer uit de zin de betekenis te raden. Hoe wordt het woord gebruikt? Wat zegt de rest van de zin er over?

3 Hoe klinkt het woord?

4 Kijk of in het woord zelf aanwijzingen zitten voor de betekenis van het hele woord.

5 Let op het gebruik van leestekens in de zin.

!Denk logisch na!

 

Transformeren

Bedenk verschillende oplossingen bij de voorbeelden uit de leerstof. Kijk dus op een andere manier naar de leerstof, ga de opdrachten op een andere manier verwerken. Zet alles bijvoorbeeld in een andere tijd, in een andere context, of verander de grootte of de aantallen.

 

Regisseur

Maak (in gedachten) een film van de tekst en plaatjes die je moet leren. Zet de plaatjes in een spannende volgorde achter elkaar, voeg zelf plaatjes/fragmenten toe. Koppel daarna de teksten die je moet leren aan het filmfragment.

In plaats van een film in je hoofd kun je natuurlijk ook een strip of beeldverhaal maken. Of maak er, als je heel veel tijd en zin hebt, een echte film van!

 

3B

Soms staat er bij een opdracht heel veel tekst. Je ziet door de bomen het bos niet meer. Dan kan 3B helpen:

1 Lees de tekst, zorg dat je weet wat de vraag/opdracht is. Onderstreep belangrijke woorden of noteer deze op een blaadje.

2 Beeld vormen: Bedenk wat je hebt gelezen en hoe je de opdracht gaat oplossen.

3 Bouwtekening maken: Maak een schets of tekeningetje op papier, maar je beeld duidelijk.

4 Besluiten: Lees de tekst nog eens. Haar de gegevens eruit die je nodig hebt voor je plan. Zet ze in je tekening. Besluit nu wat, hoe en in welke volgorde je je plan gaat uitvoeren.

5 Uitvoeren

 

25-woorden-samenvatting

Met deze strategie kun je hoofdzaken en bijzaken ontdekken. Ook kun je zien wat je nog mist aan kennis. En dat met heel weinig woorden. Lekker snel, maar ook goed om tot de kern van de tekst te komen!

Gebruik twee kleuren markeerstiften.

Lees de tekst heel goed door.

Markeer met kleur 1 alle hoofdzaken.

Markeer met kleur 2 alle begrippen die je nog niet kent of begrijpt. Zoek deze op.

Kijk daarna naar de gekleurde hoofdzaken. Maak hier een samenvatting of mindmap van precies 25 woorden van.

 

Eigen woorden

Vertel de leerstof hardop na in je eigen woorden. Doe alsof je tegen een publiek praat (of beter: werk samen met iemand die de leerstof ook moet leren), probeer in gewone taal uit te leggen wat je hebt geleerd.

Deze strategie helpt je om de leerstof beter te begrijpen; je gebruikt namelijk je beide hersenhelften, je brein is heel actief.

 

De eik

Maak een schema met bovenaan de hoofdonderwerpen. Hieronder zet je de deelonderwerpen. Hoe verder je naar beneden gaat, hoe meer je op detail- en voorbeeldniveau komt. Hoger in het schema staan de meest algemene begrippen.

Deze ondersteboven eik helpt je om de leerstof in één oogopslag te overzien en meteen te zien welke begrippen bij elkaar horen. Hierdoor kun je de informatie beter onthouden.

 

Markeren met kleuren

Met verschillende kleuren stift kun je heel duidelijk hoofd- en bijzaken van een tekst herkennen. Je gedachten kunnen de tekst dan beter en sneller verwerken. Doordat je gebruik maakt van kleuren, worden er namelijk verschillende delen van je hersenen ingezet. Daardoor ga je de tekst beter onthouden en kun je deze sneller terughalen.

*Kleur met geel alle tussenkopjes en het antwoord in de tekst. Je ziet meteen waar de tekst over gaat.

*Met oranje streep je de voorbeelden bij ieder kernpunt aan.

*Gebruik groen voor de verbanden: oorzaak/gevolgen/opsommingen/enz.

*Maak alle getallen blauw.

*Markeer signaalwoorden met roze. 

 

W-vragen

Wil je snel weten hoe een tekst in elkaar zit? Gebruik dan de W-vragen: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? op Welke Wijze (hoe)?

Ze geven je overzicht en je ziet wat belangrijk is.

Ook handig voor het brainstormen over bijvoorbeeld spreekbeurten, werkstukken en onderzoeken.

Op dit niveau kijk je op verschillende manieren tegen een opdracht of probleem aan. Je probeert zelf de oplossing te vinden. In de taxonomie van Bloom zijn dit de niveaus 'evalueren' en 'creëren'.


OV-SLIM

Overzie, Vraag, Schrijf, Lees, Integreer, Meet.

Deze strategie leert je om studerend te lezen, om een tekst gemakkelijker en langer te kunnen onthouden.

Overzie: Begin met globaal lezen, Overzie de tekst op titel, tussenkopjes, vetgedrukte woorden en afbeeldingen. Zo krijg je een idee van wat je kunt verwachten van de tekst. Dit helpt je om hoofdzaken te herkennen.

Vraag: Stel jezelf tijdens het lezen vragen en zoek direct de antwoorden erbij. Zet zelf vraagtekens achter de titel en alle tussenkopjes. Welke vragen worden in de tekst gesteld en beantwoord? Wat wordt onderzocht?

Door jezelf vragen te stellen, ontwikkel je tekstbegrip en ga je geconcentreerder lezen (je wilt immers achter de antwoorden komen).

Schrijf de vragen die je hebt bedacht op. Gebruik hiervoor eventueel een schema.

Lees nu de tekst aan de hand van je vragen. Bestudeer de tekst stukje voor stukje (voor elke vraag een stukje tekst). Dit helpt je om je beter te concentreren en om snel hoofd- en bijzaken te onderscheiden.

Integreer: Geef (in eigen woorden) antwoord op je vragen. Je integreert in deze stap de tekst en je eigen kennis. Schrijf je antwoorden bij je vragen.

Meet: Meten wil hier zeggen: kritisch kijken naar de tekst. Ben jij het met de schrijver eens? Klopt de informatie? Wat is het doel van de tekst? Wat zou je meer willen of moeten weten over het onderwerp?

 

Fotolezen met geheugentraining

Als je even vlug naar een foto kijkt, zie je veel dingen niet, maar de belangrijkste zaken wel. Zo werkt fotolezen ook. Fotolezen is een strategie om snel te kunnen lezen.

Als je van tevoren een leesdoel bepaalt, kun je dit met fotolezen snel bereiken.

Hoe werkt het?

1 Voorbereiding: Bepaal je leesdoel.

2 Voorbeschouwing: Neem de tekst, in een halve minuut, globaal door. Schrijf de belangrijkste woorden op. Natuurlijk neem je voor een lange tekst wat meer tijd.

3 Fotolezen: Kijk (ongeveer 3 seconden per bladzijde) naar de tekst zonder te lezen.

4 Verbanden leggen:

- Stel jezelf vragen en schrijf deze op.

- Lees alleen de tekstgedeeltes waar je meer over wilt weten. Lees deze goed (begrijpend of studerend lezen).

- Maak aantekeningen.

* Geef je hersenen de tijd om nieuwe informatie te verwerken, neem pauze! Na maximaal een half uur leren heb je minimaal een kwartier pauze nodig.

 

Mindmap

Een mindmap is een goede manier om nieuwe informatie op te slaan en om deze weer snel terug te kunnen halen. Je kunt een mindmap gebruiken bij het maken van aantekeningen, samenvattingen en om spreekbeurten voor te bereiden.

Normaal gesproken gebruik je vooral je linker hersenhelft als je aantekeningen maakt. Een mindmap werkt met woorden, beelden en kleuren. Je gebruikt je rechter hersenhelft als je met beelden en kleuren werkt.

Hoe maak je een mindmap?

1 Neem een groot vel papier en leg het horizontaal voor je.

2 Zet in het midden van je blad het onderwerp. Voeg een afbeelding toe.

3 Bedenk deelonderwerpen en schrijf die in verschillende kleuren om het middelste woord heen. Trek in diezelfde kleuren lijnen van deze woorden naar het middelste woord.

4 Bij ieder deelonderwerp schrijf/teken je, in de betreffende kleur, woorden en afbeeldingen die hierbij horen.

 

Abstracte transfer

Transfer is een manier om teksten om te zetten in schema's. Dit helpt je om hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Je gaat samenvatten in beelden. Handig, want beeld onthoud je vaak gemakkelijker dan woorden en je wordt er creatiever van! Er ontstaan nieuwe verbindingen in je hersenen.

Gebruik pijlen om verbanden aan te geven, gebruik cijfers, symbolen en opsommingstekens. En gebruik vooral schema's. Overeenkomsten en verschillen kun je bijvoorbeeld eenvoudig in een Venn-diagram zetten, volgorde kun je goed uitbeelden met pijlen, enz.

 

Doelgericht luisteren

Als je van tevoren weet waar een les over zal gaan, kun je tijdens de les beter luisteren. En alles wat je vanuit de les onthoudt, hoef je thuis niet meer te leren. Een goede voorbereiding is dus belangrijk.

Hoe doe je dat?

Voorbereiding:

- Stel het doel van de les vast, wat moet je weten?

- Bedenk wat je al weet.

- Neem voor de les de tekst alvast door, zoek verbanden in de tekst.

- Bedenk: Waar heb je meer uitleg over nodig?

Tijdens de les:

- Let op signaalwoorden.

- Let op verbanden, doel en gevolgen in de uitleg.

- Stel vragen!

- Maak aantekeningen. Maar alleen over de dingen die met het leerdoel te maken hebben. Leg verbanden met wat je al weet.

 

Hoeden

Dit is een goede manier om kritisch naar een tekst te kijken. Je doet dit vanuit meerdere standpunten.

Meestal zoeken mensen in een tekst naar DE waarheid. Bij 'hoeden' gebruik je zes verschillende manieren van kijken, zoek je dus zes waarheden. Hiermee zal je de opbouw en de inhoud van een tekst beter begrijpen en onthouden. Ook helpt het je om meer open te staan voor verschillende kanten van een zaak. Je kunt hiermee beter onderscheid maken tussen feiten en meningen.

Je gebruikt de hoeden om alles wat je denkt bij nieuwe informatie op te schrijven, zodat je een heel compleet beeld krijgt van de leerstof.

De witte hoed:

Met deze hoed op zoek je alleen de feiten. Je wilt meer informatie over de zaak. Welke informatie ontbreekt nog?

De rode hoed:

De rode hoed staat voor het gevoel, de emotie. Wat vind je ervan? Wat voel je?

De zwarte hoed:

Als je de zwarte hoed opzet, zoek je naar de negatieve kanten. Wat en waar kan er misgaan? Hoe kan het op zijn slechtst aflopen? De zwarte hoed kijkt dus heel kritisch! Wat kan ik doen om het te voorkomen?

Ook onderzoek je of het wel klopt, of het wel kan. Is het verkeerd, verboden of gevaarlijk? Past het bij wat jij vindt, gelooft en wilt?

De gele hoed:

De gele hoed kijkt juist naar de positieve gevolgen. Je gaat uit van wat er wel kan lukken. Wat zijn de kansen? Wat als iets lukt?

Hoe kun je dit laten werken? Op welke manieren kan het gedaan worden?

De groene hoed:

Bij groen gaat het om nieuwe ideeën. Creatief denken dus! Je zoekt naar nieuwe oplossingen waar iemand niet zo snel aan denkt en die je niet verwacht.

De blauwe hoed:

De blauwe hoed richt zich op vaste werkwijzen: de processen. Overzicht houden is hier belangrijk. Je zoekt naar structuren, vaste manieren van werken. Hoe wordt iets aangepakt?

De blauwe hoed brengt alles overzichtelijk bij elkaar.